Interview met Elsemieke Scholte
achtergrond: detheatermaker
Fragmenten uit een gesprek met Elsemieke Scholte van detheatermaker over een gat, brandnetels, bos, ruimte en stad. Dit interview, afgenomen door Roos Euwe, werd gepubliceerd in onze brochure van het najaar 2018.
Tien jaar geleden werd detheatermaker opgericht omdat verschillende organisaties (Troubleyn, Monty, deSingel, Aisthesis en a.pass) een gat opmerkten tussen theateropleidingen en het professionele veld. Voor beginnende acteurs, regisseurs of scenografen die zelf iets wilden bouwen, maken, schrijven of spelen, waren er weinig plekken om te beginnen en te proberen. Te weinig tijd en ruimte om uit te zoeken wat ze willen maken, hoe ze willen werken, met wie, waarom, maar wat kost dat dan en waar haal je het geld vandaan, waar kunnen we spelen of waar willen we spelen? Al die vragen.
detheatermaker valt het best te omschrijven als een huis-zonder-huis voor beginnende theatermakers. Er is geen eigen plek, deels om geld te besparen en deels omdat er al huizen zijn met een repetitieruimte, met een tafel en een stoel om aan te schrijven, of met een zaal om te spelen. Meer dan aan nog een gebouw, leek er behoefte te zijn aan iemand die in gesprek zou gaan met theatermakers, die wat geld zou kunnen voorzien om iets te maken en contact leggen met bestaande plekken om te werken en het werk te tonen aan publiek.
Sinds het begin wordt detheatermaker gerund door Elsemieke Scholte, geen onopvallende figuur in Het Bos met haar charmante Vlaams-Hollandse tongval en fladderende armbewegingen. Al tien jaar lang vliegt ze van de ene naar de andere afstudeervoorstelling om nieuwe makers te leren kennen, en drinkt de ene na de andere koffie om gesprekken te voeren over het wat, waarom, hoe, en waar van hun werk.
Het Bos en eerder Scheldapen vormden voor heel wat theatermakers een antwoord op meerdere van die vragen, waaronder het collectief FC Bergman, scenograaf Jozef Wouters, theatermakers Simon Allemeersch, Barbara en Stefanie Claes, Tom Struyf en literatuurbestormers Bookers & Hookers. In Het Bos werkten de afgelopen jaren o.a. Compagnie Desnor (Ferre Marnef en Louis Janssens), het duo Simon van Schuylenberg en Siska Baeck tijdens de Dag van de Dans, Aurelie di Marino aan haar voorstelling 'If the’re weren’t any blacks, you’d have to invent them' en Julien Neyrinck met Damn Kendrick.
Elsemieke vertelt dat Het Bos, en zeker Scheldapen, voor lang niet alle theatermakers wiens werk ze ondersteunt, de juiste plek is om te werken. ‘Je moet behoorlijk zelfredzaam zijn om de vrijheid te kunnen ervaren die er is. Voor de makers voor wie Het Bos wel werkt, heeft de sfeer hier een goede invloed op wat ze maken, met hun publiek omgaan, of hoe ze zich organiseren.’
‘Toen ik om half tien ’s avonds nog even langs ging bij de repetities van Julien (Neyrinck) — niet zo’n gebruikelijk tijdstip om langs te komen — vond ik ‘m met een pint in de exporuimte. “Ik kan hier gewoon de hele nacht blijven!” riep -ie gelukzalig. Een werkplek in zo’n levend huis met verschillende evenementen en mensen die door elkaar lopen, een keuken en later op de avond een concert en het publiek dat daar weer op afkomt, is behoorlijk uniek. Toch zeker voor theatermakers. Het is heel gezond ook, dat er in dit gebouw verschillende dingen elkaar kruisen en dat theater er niet op één staat. Vergeleken met muzikanten zijn theatermaker soms ook wel veeleisende types’, zegt ze met liefde, ‘ze willen van alles, hebben allerlei dingen nodig.’
‘Wat ik met Wannes en Tile deel en waarom het zo goed samenwerken is met hen, is dat we beginnende makers niet aan het handje nemen. Dat is soms hard, ja. Na het afronden van een kunstopleiding, moet iemand opnieuw de keuze maken voor dit vak. Dat is niet makkelijk, maar wanneer iemand dat doet, en ervoor gaat, gaat het erom te zien wat diegene nodig heeft en tegelijkertijd een zelfredzaamheid te stimuleren.’
Het valt op dat Elsemieke nooit spreekt over theatermakers in het algemeen, altijd over specifieke theatermakers en over hun voorstellingen. Je zal haar niet betrappen op stellige waarheden over Het Theater of De Kunst, wel op veel verhalen over uiteenlopende projecten die er zijn gerealiseerd in de hangar, het fort, de tuin, de garage, de exporuimte en zaal. Ze praat liever over hoe gaaf het is dat Aurelie met haar eigen voorstelling dit jaar in Het Bos te zien was, nadat ze jaren geleden met Bookers & Hookers in de tuin van Scheldapen stond. Hoe voor Thomas Verstraeten van FC Bergman Het Bos de plek was om aan zijn Parade van mannen en vrouwen en diegenen die vanuit de verte op vliegen lijken te kunnen werken. Dat de voorstelling van Julien helemaal klopt hier, tussen de muzikanten en tentoonstellingen. Of hoe ze bij het Brusselse collectief K.A.K. de eigengereide eigenwijsheid van Scheldapen herkent: ‘Zo’n zalige houding van: ik ga met een trui over m’n kop en een boek ergens tussen de brandnetels zitten.’ Of hoe een koelkast met bier die net nog ergens stond, later op de avond weer kwijtraakt.
Ze behoedt zich voor het romantiseren van alles zelf doen, van kapotte WC’s en koude ateliers. Ze wil ook niet nostalgisch zijn. Wel ziet ze hoe Scheldapen eerder en Het Bos nu op een eigen manier een werkelijk alternatief in de stad zijn. En onderstreept ze het belang van een plek die stedelijk is, dat wil zeggen, die zich verhoudt tot Antwerpen en de mensen die hier zijn. ‘Je voelt in Het Bos waar je bent, je bent hier.’ zegt ze terwijl ze in haar stoel ploft en met een grote glimlach om zich heen kijkt, om te laten zien hoe prettig is om te weten waar je bent. ‘In andere huizen kan het wel eens gaan over landelijke uitstraling, waar ik makers dan nerveus van zie worden.’ Dat de voorstelling van Aurelie di Marino dit najaar ook in deSingel te zien is, betekent niet dat ze Het Bos ontgroeit zou zijn. Groeien betekent voor Elsemieke niet in grotere zalen spelen. ‘Die plekken kunnen perfect naast elkaar bestaan, zonder dat ze concurrenten zijn. En ik denk dat het heel juist kan zijn voor een maker om na een grote zaal weer in Het Bos te kunnen werken. Aan groot, groter, grootst is al veel kapot gegaan in de wereld.’